Persen maar!

De uitdrijvingsfase begint van zodra je baarmoederhals 10 cm ontsloten is. Je krijgt tijdens de weeën ook de neiging om te persen. Vanaf dat moment kan je in feite meepersen tot je kindje het levenslicht ziet!

Of dit snel of trager gebeurt, hangt af van verschillende elementen, waarvan de sterkte van de weeën de belangrijkste is. Maar ook de stugheid van het weefsel in het baringskanaal, de grootte van het hoofd van je kindje en de stand ervan in het bekken spelen een rol. Na een volledige zwangerschap wordt meer dan 95% van de kinderen – en dus hoogstwaarschijnlijk ook jouw kindje – geboren in achterhoofdligging (het achterhoofd wijst naar je schaambeen, het gezicht kijkt naar beneden). Dit is de ideale houding, want zo kan het hoofdje op een zo klein mogelijke diameter door het bekken schuiven.

Je begint het best met meepersen als je op je zij ligt. Maar vanzelfsprekend houden we rekening met de positie waarin jij je het comfortabelst voelt.

Wanneer het babyhoofdje is gedaald tot aan de uitgang, helpen we je een houding aannemen waarbij het bekken zo veel mogelijk plaatsmaakt voor de passage van je kind. Op die manier kan de verloskundige alles goed zien en kan de geboorte van je kindje op een veilige manier gebeuren. De verlossing vindt meestal plaats in bed of op de verlostafel. Zo is er een uitstekend overzicht over het perineum (de huid tussen vagina en aars) en kan snel worden ingegrepen indien deze zone zou scheuren. Om ernstig inscheuren te voorkomen, zal de gynaecoloog misschien beslissen een knipje (episio) te geven en zo een ruimere doorgang te maken. Dit gebeurt natuurlijk onder verdoving, zodat je weinig of niets gewaarwordt. Daarna wordt het knipje in nauwelijks enkele minuten gehecht met resorbeerbare draad.

Hoe lang de geboorte duurt, hangt af van het feit of je al eerder een kindje hebt gebaard. Bij de geboorte van je eerste kind kan de uitdrijvingsfase 1 tot 1,5 uur duren. Bij je tweede of elke volgende bevalling zal alles veel sneller gaan, vaak zelfs minder dan 30 minuten.